Leerhuis – Alex van Heusden

Datum/Tijd
Datum - 13/02/2020
19:00 - 21:30

Locatie
Ontmoetingskerk

Categorieën


Driestromenland


Joden, christenen en moslims – 1219-1546 (4)
Het jaar 1453: de val van Constantinopel

Leerhuis SOVE  / 13 februari  2020 

Het jaar 1453

1204: Constantinopel, ‘Stad der Wonderen’, onder moslims bekend als de Rode Appel, ingenomen door de kruisvaarders; bezetting duurt tot 1261. De stad raakt grotendeels ontvolkt en in verval.

1299: Osman I ‘Ghazi’ sticht Turkse sultanaat in de omgeving van Bursa; dynastie van Osmanen of Ottomanen.

1453: Mehmet II ‘Fatih’, ‘Veroveraar’ (1432-1481), de zevende sultan van de dynastie der Osmanen, verovert Constantinopel, formeel de hoofdstad van het Romeinse Rijk. Er volgt een plundering van drie dagen.

In weerwil van latere ‘westerse’ beeldvorming – hij zou geheel onbekend zijn geweest met het klassieke erfgoed – beschouwde Mehmet zich als erfgenaam en hersteller van het Romeins Imperium en het Romeinse keizerschap. Na de verovering van Constantinopel voerde hij in zijn correspondentie de titel Caesar, en ook de Osmaanse titel Kayser-i Rum, ‘keizer van Rome’. De stad bleef Constantinopel heten – Konstantinopolis (Grieks) of Qostantiniyya (Osmaans). Istanboel is een Griekse volksnaam, afgeleid van eis tèn polin, ‘naar de stad’. Niet eerder dan in 1930 was het Kemal Atatürk die de stad officieel de naam Istanboel gaf – om zo voorgoed af te rekenen met het Osmaanse verleden.

Edward Said (1935-2003), Orientalism (1978)

Oriëntalisme: de stereotypering van het sensuele en indolente ‘vrouwelijke’ Oosten als tegenpool van het ‘mannelijke’ vitalistische Westen.

Mythe: voor de aanstormende Turkse manschappen uit ontvluchtten ‘Byzantijnse’ geleerden en kunstenaars met koffers vol boeken Constantinopel en trokken naar Italië – daar kon meteen de Renaissance beginnen.

Occidentalisme: de voorstelling van de kapitalistische westerse (stads)cultuur als een bandeloze poel des verderfs waar alles en iedereen te koop is.

Edward Gibbon (1737-1794),

History of the Decline and Fall of the Roman Empire/Verval en ondergang van het Romeinse Rijk (1776-1789)

De algemene opkomst van Arabische grootheid moet worden toegeschreven aan de geest van de natie, eerder dan aan de kwaliteiten van hun leiders. En een groot aandeel moet gaan naar de zwakheid van hun tegenstanders. De geboorte van Mohammed vond op fortuinlijke wijze plaats in een uiterst gedegenereerde en chaotische periode in de geschiedenis van de Perzen, de Romeinen en de Europese barbaren. De rijken van Trajanus en zelfs van Constantijn en Karel de Grote zouden de aanval van de naakte Saracenen hebben afgeslagen, en de stroom van fanatisme was onzichtbaar ten onder gegaan in de woestijnen van Arabië.

De snelheid waarmee de senaat zijn mening herzag moet worden toegeschreven óf aan bovennatuurlijke óf aan lage oorzaken. (…) Ze raakten langzamerhand gewend aan hun nieuwe geloof, met het hopelozer worden van de oude godsdienst; ze bogen voor het gezag van hun keizer, naar de geest van de tijd, en voor de smeekbeden van hun vrouwen en kinderen, die opgestookt en geleid werden door de geestelijken van Rome en de monniken uit het oosten.

De vernedering van de Romeinen wekt in ons nog steeds een respectvol medelijden, en we voelen graag mee met het ingebeelde verdriet en de verontwaardiging van hun gedegenereerde nageslacht. Maar de rampen in Italië onderdrukten geleidelijk het trotse bewustzijn van vrijheid en glorie. In de dagen van de Romeinse deugden waren de provincies onderworpen aan de wapenen, en de burgers aan de wet, van de republiek. Totdat die wetten ondergraven werden door civiele strijd, en zowel stad als provincies het nederige bezit werd van een tiran.[1]

 Johannes van Damascus (676-749),

Peri Haireseôn/De Ketterijen 100

1 Dan is er nog de godsdienst van de Ismaëlieten, een dwaalleer die tot op heden haar invloed doet gelden en een voorkoper is van de antichrist (antichristos). Zij gaat terug op Ismaël, de zoon die Hagar baarde aan Abraham, en haar volgelingen worden dan ook met de naam Hagarenen of Ismaëlieten aangeduid. Men noemt hen ook wel Saracenen, naar Sara die hen bezitloos (kenoi) zou hebben gemaakt, overeenkomstig de woorden die Hagar aan de engel antwoordde: ‘Sara zond mij heen met lege handen’ (Sarra kenèn me apelusen; variant op Genesis 16:8).

(…)

Welnu, tot aan de tijd van Caesar Heraclius deden zij, zoals iedereen kan zien, aan afgoderij (eidôlolatroun), maar sindsdien is onder hen een valse profeet opgestaan, Mamed genaamd, die met het Oude en het Nieuwe Testament in aanraking is gekomen, ook nog een ontmoeting heeft gehad met een vermoedelijk Ariaanse monnik en vervolgens zijn eigen ketterij (hairesis) heeft gesticht. Hij heeft met de schijn van vroomheid het volk voor zich weten te winnen en maakt er sindsdien geen geheim van dat God hem uit de hemel een geschrift (graphè) heeft doen toekomen. In dat boek (biblos) heeft hij een aantal leerstellingen genoteerd die men niet serieus kan nemen en daarmee wil hij de mensen brengen tot de verering van God.

2 Hij stelt dat er één God is die alle dingen gemaakt heeft, en dat hij niet verwekt is en niet verwekt heeft. Hij zegt verder dat Christus het Woord van God is en zijn Geest is, echter dat hij geschapen is en zijn dienaar, en dat hij uit Maria, de zuster van Mozes en Aäron, geboren is zonder dat zij bevrucht was. Want het Woord Gods, zo zegt hij, en de Geest kwamen over Maria en zij bracht Jezus ter wereld, die een profeet was en een dienaar van God. En dat de Joden hun eigen wet overtraden door hem te willen kruisigen, maar dat ze alleen zijn schaduw te pakken kregen en gekruisigd hebben, maar dat Christus zelf niet gekruisigd is, en ook niet gestorven. God nam hem bij zich op in de hemel omdat hij hem liefhad. Hij zegt bovendien dat toen Jezus naar de hemel was opgegaan, God hem vroeg: ‘Jezus, heb je gezegd “Ik ben de zoon van God en ik ben God”?’ En Jezus zou geantwoord hebben: ‘Erbarmen, heer, u weet dat ik dat niet heb gezegd en dat ik het niet beneden mijn waardigheid acht om uw dienaar te zijn. Het zijn misdadige mensen die geschreven hebben dat ik dat gezegd heb. Zij hebben over mij gelogen en zij leven in dwaling.’ En God zou hem geantwoord hebben: ‘Ik weet dat je zoiets niet gezegd hebt.’

vertaling Michiel Op de Coul en Marcel Poorthuis

Anastasios van Sinai (gestorven ca. 700),

Ho dègos/De gids

Proloog

Omdat, voorafgaand aan enig debat, we de vele valse noties over ons die de opponent koestert, moeten veroordelen – daarom moeten we wanneer we in gesprek gaan met Arabieren eerst iedereen veroordelen die zegt ‘twee goden’, of iemand die zegt ‘God heeft langs vleselijke weg een zoon verwekt’ of iedereen die zich neerwerpt voor welk schepsel ook, in de hemel of op de aarde, als voor God.
Evenzo, met betrekking tot de overige ketterijen, moeten eerst alle valse opvattingen over het geloof die zij hebben, veroordeeld worden.

Soera 16 ‘de bijen’: 51

 God sprak:

Neem niet twee goden. Er is slechts één God. Heb dus ontzag voor mij.

Jakob van Edessa (gestorven 708) in een brief aan Johannes de Styliet

Dat de messias in het vlees uit het geslacht van David is … wordt door allen beleden: Joden, moslims en christenen. … Voor de Joden is dit fundamenteel, ook al ontkennen zij de ware messias die inderdaad gekomen is. … Ook voor de moslims, ook al weten zij niet of willen niet zeggen dat deze ware messias, die gekomen is en erkend door de christenen, God is en de zoon van God, toch belijden zij hem als de ware messias die moest komen en was aangekondigd door de profeten. Op dit punt verschillen zij met ons niet van mening. … Ze zeggen altijd tegen iedereen dat Jezus, de zoon van Maria, naar waarheid de messias is en ze noemen hem het Woord van God, zoals de heilige schriften doen.

Soera 4 ‘de vrouwen’:171

O mensen van het boek!
Overschrijd niet de grenzen van jullie religie
en spreek over God enkel de waarheid.
Ja, de Messias Jezus, zoon van Maria, is slechts een gezondene van Godswege.
Zijn woord dat hij gezonden heeft naar Maria en een geest die uit hem voortkwam.
Geloof dus in God en in zijn gezondenen.
Zeg niet: ‘De Drie-eenheid.’ Houd daarmee op. Dat is beter voor jullie.
Voorwaar, God is een unieke God. Ere zij hem.
Hoe had hij een zoon kunnen hebben?
Aan God behoort alles wat in de hemelen is en alles wat op de aarde is.
God volstaat als beschermer.

[1]             Geciteerd volgens Marcel Hulspas, Uit de diepten van de hel, p. 10-11.

Geef een reactie