Leerhuis 2 – Voor het leven behouden

Datum/Tijd
Datum - 14/12/2023
15:30 - 17:30

Locatie
Johanneskerk

Categorieën


Tussen dood en leven

Voor het leven behouden – Van het kind Mozes naar het kind Jezus

Leerhuis SOVE 14 december 2023

Door Alex van Heusden

Exodus 1

 

15        De koning van Egypte sprak tot de vroedvrouwen van de vrou­wen der Hebreeën

            – de naam van de eerste was Sjifra,

            de naam van de tweede was Poea –

16        hij sprak:

                        Als je de vrouwen der Hebreeën helpt baren,

                        kijk dan of je de twee stenen ziet:

                        is het een zoon, laat hem sterven,

                        is het een dochter, laat je haar leven.

17        Maar de vroedvrouwen hadden ontzag voor God

            en deden niet wat de koning van Egypte tot hen gesproken had:

            ze lieten de kinderen leven.

18        De koning van Egypte riep de vroedvrouwen en sprak tot hen:

                        Waarom doen jullie dit

                        en laat je de kinderen leven?

19        De vroedvrouwen spraken tot farao:

                        Daarom: de vrouwen der Hebreeën zijn niet als de Egypti­sche vrouwen,

                        ze zijn als dieren in het wild;

                        voordat de vroedvrouw bij hen is gekomen,

                        hebben zij al gebaard.

20        En God was goed voor de vroedvrouwen

            en het volk werd talrijk en zeer sterk.

21        En het geschiedde:

            omdat de vroedvrouwen ontzag hadden voor God,

            maakte hij huizen voor hen.

22        Toen gaf farao opdracht aan heel zijn volk en sprak:

                        Elke zoon die wordt geboren, gooi hem in de Rivier,

                        elke dochter laat maar leven.

 

Exodus 2

 

1          Ging een man uit het huis van Levi,

            nam een dochter van Levi,

2          de vrouw werd zwanger, baarde een zoon,

            zij zag hem, dat hij goed was,

            zij hield hem drie maanden verborgen.

3          Toen zij hem niet langer kon verbergen,

            nam zij voor hem een kleine ark van biezen,

            smeerde die dicht met pek en leem,

            deed het kind daarin

            en zette het neer in het riet aan de oever van de Rivier.

4          Zijn zuster ging verderop staan

            om te weten wat er met hem zou worden gedaan.

5          Farao’s dochter daalde af in de Rivier om te baden,

            haar meisjes liepen langs de kant van de Ri­vier.

            Zij zag de kleine ark tussen het riet,

            zij stuurde haar slavin om haar te nemen,

6          deed haar open en zag hem, het kind:

            een jongen die huilde.

            Zij kreeg medelijden met hem en sprak:

                        Dit is een kind van de Hebreeën.

7          Zijn zuster sprak tot farao’s dochter:

                        Zal ik voor u een zogende vrouw gaan roepen

                        uit de vrouwen der Hebreeën?

                        Zij zal het kind voor u zogen.

8          Farao’s dochter sprak tot haar:

                        Ga.

            De jonge vrouw ging en riep de moeder van het kind.

9          Farao’s dochter sprak tot haar:

                        Ga met dit kind en zoog het voor mij.

                        Ik, ik zal jou ervoor betalen.

            De vrouw nam het kind en zoogde het.

10        Het kind werd groot,

            zij bracht het naar farao’s dochter,

            hij werd haar zoon.

            Zij riep zijn naam: Mosjee-Hij die optilt –

            zij sprak:

                        Want uit het water heb ik hem opgetild.

 

11        En het geschiedde in die dagen:

            Mozes werd groot,

            hij ging uit naar zijn broeders,

            hij zag hun zware lasten,

            hij zag een Egyptische man

            die een Hebreeuwse man, een van zijn broeders, neer­sloeg.

12        Hij keek om zich heen, hierheen, daarheen,

            en zag dat er niemand was,

            hij sloeg de Egyptenaar neer

            en stopte hem onder het zand.

13        Hij ging uit de volgende dag,

            daar: twee Hebreeuwse mannen vechtend met elkaar.

            Hij zei tot de kwaadste:

                        Waarom sla jij je gelijke?

14        Hij sprak:

                        Wie heeft jou aangesteld tot zo’n opzichter en rech­ter over ons?

                        Ga je me zeggen dat je mij vermoorden zult

                        zoals jij die Egyptenaar vermoord hebt?

            Mozes schrok en zei:

                        Dat wordt dus geweten!

Koning Sargons geboorte en redding

Een parallel in de literatuur van het oude Nabije Oosten is de mythe van koning Sargons geboorte en redding, de stichter van Akkad (circa 2340-2284 voor de gangbare jaartelling):

 

            Mijn moeder werd zwanger van mij, in het geheim baarde zij mij.

            Zij legde mij in een biezen mandje, met pek verzegelde zij het deksel.

Zij zette mij in de rivier die mij niet overspoelde.

De rivier droeg mij op haar golven omlaag naar Akki, de waterschepper.

Akki, de waterschepper, trok mij omhoog toen hij zijn waterkan indompelde.

Akki, de waterschepper, [nam mij] als zijn zoon en bracht mij groot.

Akki, de waterschepper, benoemde mij tot zijn tuinman.

Terwijl ik tuinman was, bewees Isjtar mij haar liefde

en vier en […] jaren lang oefende ik het koningschap uit.

 

Evangelie van Matteüs 2

 

1               Toen Jezus was geboren in Betlehem van Juda

            in de dagen van Herodes, de koning,

            zie, magiërs (magoi) uit het Oosten kwamen aan in Jeruzalem,

2          ze zeiden:

                        Waar is de pasgeboren koning der Judeeërs?

                        Want wij hebben zijn ster (astera) gezien in het Oosten                                                                            Numeri 24:17

                        en zijn gekomen om ons neer te werpen voor hem.

3          Toen de koning, Herodes, dat hoorde, raakte hij in paniek

            en heel Jeruzalem met hem.

4          Hij verzamelde alle hogepriesters en schrijvers van het volk

            en stelde hun de vraag:

                        Waar wordt de Messias geboren?

5          Zij zeiden hem:

                        In Betlehem van Judea.

                        Want zo is geschreven door de profeet:

 

                        ‘En jij Betlehem’, land Juda,                                                                                                                              Micha 5:1.3

                        allerminst ‘ben jij de kleinste onder de leiders van Juda

                        want uit jou zal uitgaan een leidsman

                        die mijn volk Israël zal weiden.’                                                                                                                     2 Samuël 5:2

                                                                                                                                                                                                                                                                                                                               1 Kronieken 11:2

7          Toen riep Herodes in het verborgene de magiërs

            en vroeg hun wat precies de tijd was

            waarop de ster was verschenen.

8          Hij stuurde hen naar Betlehem en sprak:

                        Ga, doe precies navraag naar het jongetje (paidion).

                        Als jullie het vinden, bericht het mij,

                        dan kom ook ik om mij neer te werpen voor hem.

9          Toen zij de koning hadden gehoord,

            gingen zij verder.

            En zie, de ster die zij in het Oosten hadden gezien, ging voor hen uit

            totdat hij aankwam en bleef staan

            boven de plaats waar het jongetje was.

10        Toen zij de ster zagen,

            verheugden zij zich, zeer grote vreugde.

11        Zij gingen het huis in,

            zij zagen het jongetje met Maria, zijn moeder,

            zij vielen en wierpen zich neer voor hem.

            Zij openden hun schatten en gaven hem geschenken:

            goud, wierook en mirre.

12        En in een droom gewaarschuwd om niet terug te gaan naar Herodes,

            weken zij uit, langs een andere weg, terug naar hun landstreek.

 

13             Toen zij uitgeweken waren,

            zie, een bode van JHWH laat zich in een droom zien aan Jozef                                                                    Genesis 37:5

            en zegt:

                        Ontwaak, neem het jongetje en zijn moeder mee

                        en vlucht naar Egypte                                                                                                                                  Exodus 2:15

                        en blijf daar tot ik het jou zeg.

                        Want Herodes zal het jongetje zoeken                                                                                                                                                                  

                        om het verloren te doen gaan.

14  Hij ontwaakte,

            hij nam het jongetje en zijn moeder mee

            en week uit naar Egypte.

15             En daar was hij tot aan de dood van Herodes

            opdat vervuld zou worden

            wat gesproken is vanwege JHWH door de profeet:

 

                        ‘Uit Egypte heb ik mijn zoon geroepen.’                                                                                                      Hosea 11:1

 

16        Toen Herodes zag

            dat hij door de magiërs om de tuin was geleid,

            ontstak hij in woede,

            hij zond uit en vermoordde alle jongens in Betlehem en in heel de omstreek

            van twee jaar en daaronder,

            overeenkomstig de precieze tijd

            waarover hij bij de magiërs navraag had gedaan.

17             Toen werd vervuld

            wat gesproken is door Jeremia, de profeet:

 

18                         ‘Een stem wordt in Rama gehoord,                                                                                                             Jeremia 31:15

                        wenen en klagen’, veel.

                        ‘Rachel, wenend om haar kinderen,

                        zij wilde niet worden getroost

                        omdat zij niet meer zijn.

 

19        Toen Herodes gestorven was,

            zie, een bode van JHWH laat zich in een droom zien aan Jozef in Egypte,

            hij zegt:

20                    Ontwaak, neem het jongetje en zijn moeder mee

                        en ga naar het land Israël.

                        Want zij die het leven van het jongetje zochten, zijn gestorven.

21             Hij ontwaakte,

            hij nam het jongetje en zijn moeder mee

            en kwam in het land Israël.

22        Toen hij hoorde

            dat Archelaos koning was van Judea in plaats van zijn vader Herodes,

            vreesde hij daarheen te gaan.

            In een droom gewaarschuwd,

            week hij uit naar de gebieden van Galilea

23        en daar gekomen,

            huisvestte hij zich in een stad genaamd Nazaret

            opdat vervuld zou worden

            wat gesproken is door de profeten,

            dat hij Nazoreeër (Nazōraios) zal worden geroepen.                                                                                                                      Jesaja 11:1

 

Jesaja 11

 

1               Een twijg schiet op uit de stronk van Isjai,

een scheut (neetser) uit zijn wortels draagt vrucht.

2               De adem (roeach) van JHWH zal daarop rusten:

adem van wijsheid (chokma) en verstand,

adem van overleg en sterkte,

adem van kennis en ontzag voor JHWH.

3               Wat hij ademt is ontzag voor JHWH.

 

Flavius Josephus (37-ca. 100), De oude geschiedenis van de Joden 17

[304] Toen nu de gezanten van de Joden, die over de ontbinding van het koninkrijk hoopten te spreken, het woord kregen, richtte hun aanklacht zich vooral op Herodes’ wetteloze gedrag. Ze betoogden dat hij in naam weliswaar koning was geweest, maar dat hij op de meest ergerlijke wijze gruweldaden van allerlei tirannen in zijn persoon had verenigd en die als richtsnoer had gebruikt voor de vernietiging van de Joden. Ook was hij er niet voor teruggeschrokken vele uit zijn eigen inborst opgeborrelde nieuwe methoden in te voeren. 305]  Er waren inderdaad vele mensen omgekomen ten gevolge van zijn vernietigingsmethoden, die daarvoor onbekend waren geweest, maar nog veel ellendiger in hun lijden dan zij waren de levenden, omdat zij niet alleen te lijden hadden van alles wat ze zagen gebeuren en waar ze over nadachten, maar ook in angst verkeerden hun bezittingen te verliezen.

 

[311] Het was daarom dat ze Archelaos met vreugde als koning begroetten, omdat ze in de mening verkeerden dat ieder die Herodes op de troon zou opvolgen, gematigder zou blijken te zijn dan hij.

 

[312] Maar Archelaos was bang dat hij niet als een echte zoon van Herodes beschouwd zou worden en toonde het volk zonder dralen meteen zijn ware gezicht.