Leerhuis 1 – Dood, en wat dan? – door Alex van Heusden

Datum/Tijd
Datum - 16/11/2023
15:30 - 17:30

Locatie
Johanneskerk

Categorieën


Tussen dood en leven
Dood, en wat dan?
Leerhuis SOVE 16 november 2023

Genesis 2
8 JHWH God plantte een tuin in Eden, in het oosten,
en daar zette hij hem neer, de mens die hij geboetseerd had.
9 JHWH God liet uit de aardegrond bomen opgroeien,
alle begeerlijk om te zien en goed om van te eten;
midden in de tuin de boom des levens
en de boom der kennis van wat goed en kwaad is.
15 JHWH God nam de mens
en plaatste hem in de tuin van Eden
om deze te dienen en te behoeden.
16 JHWH God gebood de mens en sprak:
Van alle bomen van de tuin mag je vrij eten,
17 maar van de boom der kennis van wat goed en kwaad is,
van die eet je niet
want op de dag dat je eet van die boom
zul je sterven de dood.

Genesis 3
1 De slang was listiger dan alle dieren levend in het wild
die JHWH God gemaakt had.
Hij sprak tot de vrouw:
Heeft God niet gesproken:
‘Jullie mogen niet eten van alle bomen in de tuin’?
2 De vrouw sprak tot de slang:
De vruchten van de bomen in de tuin mogen wij eten,
3 maar over de vruchten van de boom die midden in de tuin staat
heeft God gezegd:
‘Daarvan mogen jullie niet eten,
die mag je niet aanraken zelfs,
dan zul je sterven.’
4 De slang sprak tot de vrouw:
Sterven? Sterven zullen jullie niet,
5 maar God weet:
op de dag dat jullie eten van die boom
gaan jullie ogen open
en word je als goden
wetend wat goed en kwaad is.
6 Toen zag de vrouw
dat de boom goed was om van te eten,
een lust voor het oog was die boom,
begeerlijk was die boom – ze zou tot inzicht komen…
Zij nam een van zijn vruchten en at
en gaf hem ook aan haar man naast haar,
hij at –
7 toen gingen de twee de ogen open
en zij wisten zij waren naakt.
Zij regen vijgenbladeren aaneen
en maakten schorten.
8 Zij hoorden de stem van JHWH God
die door de tuin ging op de adem van de dag.
De mens en zijn vrouw verstopten zich
weg van het aangezicht van JHWH God
tussen de bomen van de tuin.
9 JHWH God riep de mens en sprak tot hem:
Waar ben je?
10 Hij sprak:
Ik hoorde jouw stem in de tuin
en werd bang omdat ik naakt ben –
ik verstopte mij.
11 Hij sprak:
Wie heeft je verteld dat je naakt bent?
Heb je gegeten van de boom
waarvan ik jou geboden heb niet te eten?
12 De mens sprak:
De vrouw die jij mij gaf naast mij,
die gaf mij van de boom en ik at.
13 JHWH God sprak tot de vrouw:
Wat heb je gedaan?
De vrouw sprak:
De slang heeft mij verleid en ik at.
14 JHWH God sprak tot de slang:
Omdat jij dit gedaan hebt:
vervloekt jij
onder alle tamme dieren,
onder alle wilde dieren in het veld.
Op je buik zul je gaan,
stof zul je eten alle dagen van je leven.
15 Vijandschap stel ik tussen jou en de vrouw,
tussen jouw nageslacht en het hare –
zij splijten jouw kop,
jij bijt in hun hielen.
16 En tot de vrouw sprak hij:
Verzwaren zal ik jouw gezwoeg, je zwangerschap,
zwoegend zul je kinderen baren.
Je man, jij zult hem begeren,
maar hij zal over je heersen.
17 En tot de mens sprak hij:
Omdat jij gehoord hebt naar de stem van je vrouw
en van de boom gegeten
waarover ik jou geboden heb:
‘Eet niet daarvan!’ –
vervloekt de grond van de aarde, om jou,
zwoegend zul je daarvan eten alle dagen van je leven.
18 Distels en doornen zal hij jou brengen,
je zult eten de gewassen van het veld.
19 In het zweet van je aangezicht zul je brood eten
totdat je keert naar de grond
want daaruit ben je genomen.
Stof ben je
en tot stof keer je terug.
20 De mens riep de naam van zijn vrouw:
Eva-Levensbron –
omdat zij van alle levenden de moeder is.
21 JHWH God maakte voor de mens en zijn vrouw mantels van dierenhuid
en kleedde hen aan.
22 JHWH God sprak:
Zie, de mens is geworden als een van ons
nu hij weet wat goed en kwaad is –
als hij nu ook nog zijn hand stuurt naar de levensboom
en neemt en eet en leeft voor altijd…
23 JHWH God stuurde hem uit de tuin van Eden weg
om de grond van de aarde te dienen
waaruit hij genomen was.
24 Hij verdreef de mens
en liet ten oosten van de tuin van Eden de cherubs wonen
en het vlammende zwaard, het heen en weer zwaaiende,
om de weg naar de boom des levens te bewaken.

Epos van Gilgameš
ontstaan: periode rond 2000, in het Sumerisch,
tot 1800 vóór onze jaartelling, in het
Akkadisch
Tablet XI

Ut-napištim sprak tot Gilgameš:
(…)
280 ‘Ik zal jou, Gilgameš, een groot geheim onthullen:
Een [goddelijk] mysterie [zal ik jou vertellen]:
Er is een plant die eruitziet als een woestijndoorn;
Zij heeft doornen als een roos, en [prikt de handen];
285 Maar als jij deze plant in handen krijgt
[Zul jij weer……]!’
Toen Gilgameš hoorde wat hij zei
Opende hij een schacht [(in de bodem) en wierp zijn werktuigen weg];
Zware stenen bond hij aan [zijn voeten]:
Die trokken hem neer in de Apsu, [de woonplaats van Ea].
290 Hij nam de plant, en trok ze uit [met beide handen];
De zware stenen sneed hij los [van zijn voeten],
En de zee wierp hem terug op de oever,
Gilgameš sprak tot Ur-šanabi, de veerman:
‘Deze plant, Ur-šanabi, is de plant die het hart doet slaan;
295 Met haar kracht kan de mens zijn levenskracht terugvinden.
Ik neem ze mee naar Uruk-de-Schaapsstal,
En zal ze te eten geven aan een oude man, om haar te beproeven.
Haar naam is “De oude man wordt weer jong”.
Dan zal ik er zelf van eten, en weer worden als in mijn jeugd.’
vertaling Herman Vanstiphout

Genesis 4
1 De mens bekende Eva, zijn vrouw,
zij werd zwanger en baarde Kaïn.
Zij sprak:
Kaniti/ik heb een man gegrondvest, met JHWH – 2 toen baarde zij weer, zijn broeder Abel.
Abel werd een herder van schapen,
Kaïn werd een knecht van de akker.
3 Na verloop van dagen geschiedde het
dat Kaïn van de vruchten van de akker een gave bracht aan JHWH. 4 En ook Abel bracht, uit de eerstgeborenen van zijn schapen en hun vet.
JHWH keek naar Abel en zijn gave,
5 naar Kaïn en zijn gave keek hij niet.
Toen ontvlamde Kaïn
en zijn aangezicht viel.
6 JHWH sprak tot Kaïn:
Waarom ben je ontvlamd,
waarom valt je aangezicht?
7 Doe je het goede, hef dan je aangezicht,
doe je het niet,
dan ligt de zonde aan je deur – dat weet je toch.
Hij begeert jou,
maar jij, jij moet over hem heersen.
8 Kaïn sprak tot Abel, zijn broeder.
En het geschiedde, toen ze waren in het ruige veld:
Kaïn stond op tegen Abel, zijn broeder,
en doodde hem.
9 JHWH sprak tot Kaïn:
Waar is Abel, jouw broeder?
Hij sprak:
Ik weet het niet,
ben ik mijn broeders hoeder, ik?
10 Hij sprak:
Wat heb je gedaan?
De stem van het bloed van je broeder schreeuwt naar mij vanuit de akker.
11 En nu? Vervloekt jij, vanuit de akker
die zijn mond wijd heeft geopend
om het bloed van je broeder uit jouw hand te ontvangen.
12 Al dien je de akker,
hij zal je voortaan zijn kracht niet meer geven.
Dolend en dwalend ben je op aarde.
13 Kaïn sprak tot JHWH:
Te groot is mijn schuld om te dragen.
14 Zie, jij verdrijft mij vandaag van de akker,
voor jouw aangezicht verberg ik mij,
dolend en dwalend ben ik op de aarde.
Het zal geschieden:
ieder die mij vindt zal mij vermoorden.
15 JHWH sprak tot hem:
Voorwaar dan, als iemand Kaïn vermoordt,
zevenvoudig wordt het gewroken.
JHWH merkte Kaïn met een teken
opdat niet als iemand hem vond hem neer zou slaan.
16 Kaïn trok weg van het aangezicht van JHWH
en vestigde zich in het land Nod-Dwaaloord,
ten oosten van Eden.

Genesis 5
1 Dit is het boek van de verwekten van Adam:
op de dag dat God Adam schiep
maakte hij hem naar gelijkenis van God.
2 Mannelijk en vrouwelijk schiep hij hen.
Hij zegende hen
en riep hun naam: Adam-Mensheid
op de dag dat zij geschapen werden.
3 Adam leefde dertig en honderd jaar,
hij verwekte naar zijn gelijkenis, als zijn beeld
en riep zijn naam: Set.
4 De dagen van Adam, nadat hij Set verwekt had,
waren achthonderd jaar
en hij verwekte zonen en dochters.
5 Alle dagen van Adam die hij leefde
waren negenhonderd jaar en dertig jaar.
En hij stierf.
6 Set leefde vijf jaren en honderd jaar
en hij verwekte Enosj.
7 Set leefde, nadat hij Enosj verwekt had,
zeven jaren en achthonderd jaar
en hij verwekte zonen en dochters.
8 Alle dagen van Set waren twaalf jaar en negenhonderd jaar.
En hij stierf.
9 Enosj leefde negentig jaar
en hij verwekte Kenan.
10 Enosj leefde, nadat hij Kenan verwekt had,
vijftien jaar en achthonderd jaar
en hij verwekte zonen en dochters.
11 Alle dagen van Enosj waren vijf jaren en negenhonderd jaar.
En hij stierf.
21 Henoch leefde vijfenzestig jaar
en hij verwekte Metoesjelach.
22 Henoch, nadat hij Metoesjelach verwekt had,
wandelde met God driehonderd jaar
en hij verwekte zonen en dochters.
23 Alle dagen van Henoch waren vijfenzestig jaar en driehonderd jaar.
24 Henoch wandelde met God
en weg was hij –
God had hem meegenomen.

5:22 Henoch, nadat hij Metoesjelach verwekt had, wandelde met God: Aanduiding van een
volmaakte verstandhouding, mogelijk de reden waarom Henoch niet sterft, maar door God
wordt weggenomen, zoals later in de bijbel de profeet Elia (2 Koningen 2:1-11). Verderop in
Genesis zegt JHWH tot Abraham: ‘Wandel voor mijn aangezicht en wees integer’ (Genesis
17:1). Henoch is de zevende in de lijst sinds Adam. In een Mesopotamische lijst van koningen
voor de grote watervloed wordt de zevende koning, Enmeduranki, opgenomen tot voor de
goden Sjamasj en Adad, en ontvangt hij bovennatuurlijke wijsheid. Sjamasj is de zonnegod;
de levensjaren van Henoch komen overeen met de dagen van het zonnejaar. In de
hellenistische en Romeinse periode sprak de gestalte van Henoch tot de verbeelding van
sommige milieus in Judea en werd er vrijmoedig gespeculeerd over de hemelse mysteries
waar hij getuige van was.