Leerhuis: Hoe houden we het vol?

Datum/Tijd
Datum - 15/12/2022
19:00 - 21:00

Locatie
Johanneskerk

Categorieën


Leerhuis door Alex van Heusden

Klik <HIER> voor de .pdf hand-out download

Een radicale Jood

De zeven brieven van Paulus

 

Hoe houden we het vol? – 1 Tessalonicenzen

1.

Drie ‘struikelteksten’

In 1 Tessalonicenzen komen drie passages voor die in de loop der tijden hebben geleid tot groteske misverstanden en ook tot een negatieve waardering van Paulus. En die leven hier en daar voort tot op vandaag. Dit zijn die drie:

  • 2:13-16

De Joden hebben de messiaanse beweging vervolgd en hebben Jezus gedood; de anti-Joodse Paulus

  • 4:1-8

Een strenge moraal inzake huwelijk en seksualiteit; Paulus als vrouwenhater

  • 5:1-11

De dag die komt; licht en duisternis; leven en dood; de komende wereld: boven of beneden?

 

2.

Paulus in Tessaloniki

 Handelingen 17:1-9

 1                   Nadat zij door Amfipolis en Apollonia getrokken waren,

                     kwamen zij in Tessaloniki.

Daar was een synagoge van de Judeeërs.

2                   Zoals Paulus gewoon was,

                     ging hij naar hen toe

                     en op drie sabbatten was hij met hen in gesprek

                     aan de hand van de Schriften

3                   die hij opende en uiteenzette:

                           De Messias moest lijden en opstaan uit de doden –

                        en:

                           De Messias is deze Jezus

                           die ik jullie verkondig.

4                  Enkelen van hen raakten overtuigd

                     en vielen als lot Paulus en Silas toe,

                     ook een grote menigte godvrezende Grieken

                     en niet weinig vrouwen van de vooraanstaanden.

5                   Maar de Judeeërs werden jaloers.

                     Zij riepen de hulp in van enkele slechte marktkooplieden

                     die een volksoploop veroorzaakten

                     en de stad in beroering brachten.

                     Zij stelden zich op bij het huis van Jason

                     en zochten hen om hen voor de volksvergadering te leiden.

6                   Maar toen zij hen niet vonden,

                     sleepten zij Jason en enkele broeders naar de stadsbestuurders

                     en schreeuwden:

                                   Die de bewoonde wereld in opstand hebben gebracht,

                                   die zijn ook hier.

7                                  Jason heeft hen opgenomen.

                                   En zij handelen allen tegen de bevelen van Caesar

                                   door te zeggen dat een ander koning is: Jezus.

8                   Ze verwarden de menigte en de stadsbestuurders

                     die dat hoorden.

9                   Toen lieten ze Jason en de anderen op borgtocht vrij.

 

Enkele kanttekeningen

  • Tessaloniki, het huidige Saloniki, werd gesticht door de Macedonische koning Kassandros, aan het begin van de vierde eeuw vóór de gangbare jaartelling. Hij gaf de stad de naam van zijn vrouw, een halfzus van Alexander de Grote, die Tessalonikè heette, ‘Overwinning op Tessalië’, ter gedachtenis aan de verovering van Tessalië door Macedonië.
  • De gunstige geografische ligging bood de stad de gelegenheid zich te ontwikkelen tot een groot handelscentrum. Goederen afkomstig van de Adriatische kust en van de oostelijke Middellandse Zee tot aan de Zwarte Zee en omgekeerd werden daar omgeslagen.
  • In de Romeinse periode was Tessaloniki de hoofdstad van de provincie Macedonië met een relatief autonome status, die van civitas libera, ‘vrije stad’.
  • De stad lag aan de belangrijkste verbindingsweg naar het oostelijke deel van het Romeins Imperium, de Via Egnatia, die vooral dienst deed als militaire verbindingsroute tussen west en oost. Joden benutten deze weg als pelgrimsroute van en naar Jeruzalem.
  • In de eerste eeuw van de gangbare jaartelling was Tessaloniki een typisch hellenistische stad. De meeste inwoners waren Macedoniërs, maar de stad trok als handelscentrum ook mensen aan uit andere volkeren van het oostelijke Middellandse Zeegebied. De voertaal was Grieks.
  • In de stad was een Joodse gemeenschap gevestigd. Volgens het boek Handelingen was daar een synagoge.
  • De stad was een centrum van culten rond Isis en Dyonisos, maar ook de cultus rond Caesar had daar ingang gevonden.

 

3.

Spanningen tussen Joden en Grieke

Joodse gemeenschappen, zowel in het land als in de diaspora, de uitgestrekte ruimte van het Romeins Imperium, raakten verzeild in conflicten met hun niet-Joodse buren en ontbeerden in toenemende mate bescherming van de zijde der Romeinse overheden. In de loop van de eerste eeuw kwamen zij meer en meer alleen te staan. Zo lagen in het Egyptische Alexandrië Joden en Grieken vrijwel permanent met elkaar overhoop, sinds het Hellenistische koningshuis der Ptolemeeën de Joden zelfbestuur had toegestaan – zeer tot ongenoegen van de Grieken. In het jaar 38 kwam het tot een uitbarsting. Gouverneur Flaccus verklaarde de Joden aldaar tot ongewenste burgers en vreemdelingen, en gaf iedereen die dat wilde toestemming om de Joden uit te schudden. Volgens historici had die verklaring de eerste pogrom van de geschiedenis tot gevolg. Ooggetuige Philo, de fameuze Joodse filosoof en inwoner van Alexandrië, schrijft (In Flaccum/Tegen Flaccus 55-56):

De stad heeft vijf wijken, genoemd naar de eerste letters van het alfabet. Twee daarvan worden Joods genoemd, omdat de meeste Joden daar wonen. (…) Wat deden de Grieken dus? Uit de vier letters verdreven zij de Joden en lieten hen verblijf houden in een heel klein deel van één wijk. Zij waren zo talrijk dat zij verspreid raakten over stranden, duinen en graven, van al hun bezittingen beroofd. Hun vijanden bestormden de verlaten huizen, roofden die leeg en verdeelden alles onder elkaar als betrof het oorlogsbuit.

Het is nooit meer goed gekomen tussen Joden en Grieken in Alexandrië. Net opvolger geworden van de vermoorde Caesar Gaius, schreef Claudius in het jaar 41 een brief waarin hij de Grieken van Alexandrië opriep tot tolerantie jegens de Joden, terwijl de Joden streng vermaand werden zich vooral gedeisd te houden. Zij hoefden niet te rekenen op nieuwe privileges, maar moesten zich tevredenstellen met de rechten die zij al bezaten ‘in een stad die niet van hun is’.

Het hoeft nauwelijks verbazing te wekken dat dergelijke conflicten binnenslopen in de vroege Jezusbeweging van Joden en niet-Joden – Joden en Grieken – samen. Groeiend wantrouwen over en weer zette aanvankelijke harmonie en herkenning op losse schroeven en leidde tot tweespalt in de messiaanse beweging. Van deze ontwikkeling zijn de brieven op naam van Paulus een voorname getuige.

 

  1.  

De brief

1 Tessalonicenzen. Deze naamgeving volgt de subscriptio, ‘onderschrift’, uit de derde en vierde eeuw van onze jaartelling. Die luidt Προς Θεσσαλονικεις α’, Pros Thessalonikeis a’. Latere tekstgetuigen hebben toegevoegd: εγραφη απο Αθηνων ofwel εγραφη απο Κορινθου, geschreven vanuit Athene ofwel geschreven vanuit Korinte.

Voor Athene, zie 1 Tessalonicenzen 3:1-2:

1          Daarom, omdat wij het niet meer uithielden,

            leek het ons goed alleen achter te blijven in Athene

2          en stuurden Timoteüs, onze broeder en medewerker van God

            in het goede nieuws van de Messias

            ten einde u in uw vertrouwen te ondersteunen en te bemoedigen…

Als Paulus dan toch Timoteüs vanuit Athene stuurde naar Thessaloniki, waarom zou hij hem dan de brief niet hebben meegegeven?
Maar mogelijk is de brief toch in Korinte geschreven. Daar verbleef Paulus langere tijd en daar ontmoette hij Timoteüs die van Tessaloniki gekomen was om hem op de hoogte te stellen van het wel en wee van de messiaanse gemeenschap aldaar. De brief is dan geschreven met de bedoeling deze gemeenschap aan te moedigen te volharden in de messiaanse manier van leven. Dan heeft Paulus de brief geschreven tijdens zijn verblijf in Korinte in de jaren 49-50.

 

5.

Vertaling 1 Thessalonicenzen

Afzenders en geadresseerden 1:1

1:1                   Paulus, Silvanus en Timoteüs

                        aan de ekklèsia van de Tessalonicenzen

                        in God vader en in de heer, Jezus Messias:

                        genade voor jullie en vrede.

 

Herinneringen 1:2-3:13

Dank 1:2-5

2                 Wij danken God altijd weer voor jullie allen

                    als wij jullie in onze gebeden gedenken

3                  en onophoudelijk indachtig zijn

jullie werk van het vertrouwen (pistis),

                    de arbeid van de solidariteit (agapè)

                    en de volharding in de hoop

                    op onze heer, Jezus Messias,

                    ten overstaan van God en onze vader.

4                 Wij weten van uw uitverkiezing, broeders en zusters,

                   hoe gij door God zijt verbonden in onderlinge solidariteit.

5                 Ons goede nieuws (euaggelion) is onder u niet geschied in woord alleen,

                   maar ook in kracht en in heilige geest en in grote volheid

                   zoals gij ook weet wat wij waren onder u

                   ten behoeve van u.

Voorbeelden 1:6-10

6                 En gij hebt ons en de heer nagedaan,

                   gij hebt het woord ontvangen in grote verdrukking

                   met de vreugde van heilige geest.

7                 Zo zijt gij een voorbeeld (tupos) geworden voor allen

                   in Macedonië en in Achaia die vertrouwen.

8                Want het woord van de heer heeft door u weerklank gevonden

                  niet enkel in Macedonië en in Achaia,

                  nee, uw vertrouwen in God is uitgegaan naar elke plaats –                                                            Romeinen 1:8

                  daar is intussen genoeg over gezegd.

9                Want over ons melden zij

                  hoe wij bij u ingang hebben gevonden                                                                                                                                          

                  en hoe gij u hebt afgekeerd van de idolen (eidôlon) naar God toe,

                  om God, de levende en waarachtige, te dienen

10              en om zijn zoon te verwachten uit de hemel,

                  die hij heeft opgewekt uit de doden,

                  Jezus die ons redden zal uit de komende toorn.

Vervolgingen 2:13-16

2:13           En daarom ook danken wij God altijd weer

                   omdat gij

                   toen gij het door ons ten gehore gebrachte woord van God had vernomen

                   het niet als mensenwoord hebt ontvangen,                                                                                   Galaten 1:11-12

                   maar zoals het waarachtig is:

                   als woord van God

                   dat werkt in u die vertrouwen hebt.

14               Broeders en zusters,

                   gij hebt de ekklèsiai van God nagedaan

                   die in Judea zijn in Messias Jezus:

                   hoe ook gij hetzelfde geleden hebt door toedoen van uw eigen medeburgers

                   zoals zij vanwege de Judeeërs                                                                                                       Handelingen 17:13

15               die de heer Jezus en de profeten gedood                                                                                     Lukas 13:34

                   en ons vervolgd hebben,

                   die God mishagen en zich tegen alle mensen keren;

16               die ons verhinderen tot de volkeren te spreken

                   opdat zij bevrijd worden

                   en zo altijd bezig hun misslagen aan te vullen.

                   Maar over hen is uiteindelijk de toorn gekomen.

Bemoedigingen 4:1-12
Messiaanse halacha 4:1-2

4:1             Verder, broeders en zusters, vragen en bemoedigen wij u door de heer Jezus

                  dat gij, zoals gij van ons hebt aangenomen,

                  namelijk hoe uw wandel moet zijn om God te behagen,

                  zo ook wandelt en meer nog.

2                Want gij weten

                  dat wij u enkele aanwijzingen hebben gegeven

                  door de heer Jezus.

Verwerven 4:3-8

3                Dit is de wil van God:

                   jullie heiliging,

                   je ver houden van de hoererij,

4                 dat ieder van jullie weet

                   dat je je eigen zaken moet verwerven

                   in heiliging en waardigheid;

5                 niet met hartstochtelijk begeren zoals de volkeren

                   die God niet erkend hebben;

6                 niet zijn broeder en zuster bedriegen en afpersen bij het zakendoen.

                   Want JHWH is een wreker van dit alles

                   zoals wij u eerder gezegd en betuigd hebben.

7                 God heeft ons immers niet geroepen tot onreinheid, maar in heiliging.

8                Daarom: wie verwerpt, verwerpt geen mens maar God

                   die zijn heilige geest geeft op u.

De dag die komt 5:1-11

5:1              Over de tijden en vastgestelde tijden, broeders en zusters,

                   is het niet nodig te schrijven.

2                 Want jullie weten maar al te goed:

                   de dag van JHWH zal komen als een dief in de nacht.                                              Joël 1:5; 2:15: 3:1

3                 Als ze zeggen: ‘Vrede en veiligheid!’,

                   komt plotseling vernietiging op hen

                   als de weeën op de zwangere                                                                                   Jeremia 13:66; Romeinen 8:22

                   en ze zullen niet ontkomen.

4                 Maar gij, broeders en zusters,

                   gij zijt niet in duisternis

                   dat de dag als een dief u zou overrompelen.

5                 Want gij zijt allen kinderen van het licht en kinderen van de dag.

                   Wij behoren niet de nacht toe en ook niet de duisternis.

6                 Laten wij dan niet slapen zoals al die anderen,                                                                   Romeinen 13:11

                   maar waken en nuchter zijn.

7                 Want die slapen, slapen ’s nachts

                   en die dronken zijn, zijn ’s nachts dronken.

8                 Maar wij die van de dag zijn,

                   laten wij nuchter zijn,

                   omgord met het harnas van vertrouwen en solidariteit

                   en de helm ‘hoop op bevrijding’.

9                 Want niet voor de toorn heeft God ons bestemd,

                   maar tot eigendom van vrijheid                                                                     Exodus 19:5; Deuteronomium 14:2

                   door onze heer, Jezus Messias.                                                                                                Maleachi 3:17

10               Hij is voor ons gestorven

                   opdat wij, of wij nu waken of slapen, tegelijk met hem leven.

11               Daarom bemoedig elkaar en bouw op de een de ander

                   zoals gij ook doet.