Ekklesia en gemeenschapsvorming
Datum/Tijd
Datum - 06/02/2010
18:30 - 20:00
Locatie
Studentenparochie
Categorieën
Toespraak tijdens de openingsviering van de Stichting Oecumenische Vieringen Eindhoven in de Studentenkapel op zaterdag 6 februari 2010 door Huub Oosterhuis
Ten geleide 1.
Ekklesia en gemeenschapsvorming. Een ekklesiabeweging, bezield verband, ‘Ekklesia’ met dubbel k omdat het woord oorspronkelijk Grieks is. In de Griekse vertaling van de joodse bijbel, de Septuaginta, is ekklesia de weergave van het Hebreeuwse woord qahal, dat bijeengeroepenen’ betekent. Het woord qahal-ekklesia duidt niet op mensen die op eigen initiatief bij elkaar gekomen zijn en op eigen kracht bij elkaar blijven. Ze zijn bij elkaar gehááld, door een stem, een verhaal, en ze worden bij elkaar gehouden door dat verhaal, ze worden geroepen.
De qahal van de ‘kinderen van Israël’, die allereerste bijeengeroepenen, werd bijeengehouden door woorden van bevrijding, een oproep tot uittocht, een verhaal over goed wijd land. In het Griekse ekklesia klinkt het woord kalein, ‘roepen’, door, en èk betekent ‘uit’: ekklesia, dat zijn zij die ergens uit weggeroepen zijn, en ergens naar toe. Dat woord roept het beeld op van een weg die gegaan moet worden, en van reisgenoten.
Ten geleide 2.
De bijbel is het verhaal over een God die bevrijding wil uit onderdrukking. ‘God’ is Hij die de ellende van de onderdrukten ziet: die hun klachten en noodkreten hoort; die afdaalt om te bevrijden, afdaalt uit Zijn ‘hemel’, van Zijn ‘troon’. Een bevrijder-god. Zo wordt het verteld in het Boek van de Uittocht -Exodus. Om niet in spraakverwarring te verzinken, spreken wij af dat wij geen ander bedoelen als wij ‘God’ zeggen dan deze Bevrijder-God, die door heel de bijbel heen ‘de God van de armen’ wordt genoemd.
Toespraak
1.
Begin jaren zestig werd, betrekkelijk plotseling, door enige duizenden katholieke christenen de bijbel ontdekt als de oudste en sterkste laag van hun eigen christelijke traditie, en als noodzakelijk ‘leerboek’ voor geloofs- en levensvernieuwing. Na jarenlang voorbereidend werk van exegeten en meer populariserende schriftgeleerden werd in kleine katholieke kring duidelijk wat reformatorische christenen (als ze goed-reformatorisch zijn opgevoed) al vanaf hun vroegste jeugd beseffen: dat het in de kerk niet gaat om ‘de kerk’, maar om het geloofsverhaal van Israël, dat van Mozes en de Profeten, en om de vertolking daarvan door Jezus en de apostelen. Deze ontdekking heeft voor velen? enkelen? geleid tot een nieuw besef van God.
In de loop der jaren hebben wij in wat nog altijd heet ‘de Amsterdamse Studenten-ekklesia’ steeds scherper leren beseffen: dat ‘God’ de God is die in het bijbelse verhaal uittocht beveelt, bevrijding uit ‘harde dienst’, een mens stuurt naar mensen in nood. Luisterend naar het bijbelse verhaal, werden wij ons bewuster van ‘deze wereld’: een wereld vol systematisch onrecht; maar werden ons ook bewust van een mogelijke andere wereld, een ‘nieuwe’. De woorden ‘nieuwe wereld’ zijn, in de Nederlandse taal, in het begin van de twintigste eeuw door dichters als Herman Gorter en Henriëtte Roland Holst politiek geladen. In de jaren zestig hingen die woorden ‘nieuwe wereld’ als grote rode ballonnen boven deze oude wereld, van China tot Cuba; eind jaren tachtig werden ze onder luid gejoel aan flarden geknald, door de neo-liberalen, de volgelingen van de vrije markt-ideologie. In de Amsterdamse Studentenekklesia werden ze, door die jaren heen, in ere gehouden: door de lezing en overweging van de bijbels-profetische teksten over een ‘nieuwe aarde waar gerechtigheid woont’, werden wij bewogen tot een proces van gewetenshervorming. Dat is voor velen zover gegaan als een ‘bekering’, ze zijn anders gaan denken en leven – ik spreek als ooggetuige.
2.
In het bijbelse verhaal is de inhoud van ‘de Naam van God-Bevrijder’: opstand tegen onderdrukking en onrecht, uittocht uit alle verhoudingen waarin mensen vernederd worden, ontroofd aan zichzelf, misbruikt, klein gehouden, kansloos gemaakt. Die Naam is: oproep tot sociale gerechtigheid, pleidooi voor nieuwe menselijke verhoudingen en profetisch toekomstvisioen.
In de taal van de katholieke geloofsleer en liturgie wordt in naam van God een beroep gedaan op nederigheid, lotsaanvaarding, gehoorzaamheid aan kerkelijke en wereldse overheden, en geloof in een hiernamaals waar alles goed komt. Wie probeert het woord ‘god’ te verbinden met opstand en bevrijding, en het betekenis wil geven vanuit het bijbelse gerechtigheidsvisioen, politieke betekenis
dus maakt zich los uit het heersende rooms-katholicisme, om terug te gaan naar de bron van alle christelijke tradities.
Groeiend inzicht in de politieke strekking van het bijbelse geloofsverhaal brengt ons op allerlei vragen tegelijk. Zou de Thora van Mozes en Jezus richting kunnen geven aan projecten van maatschappijvernieuwing? Zouden wij, geleerd en bemoedigd door ‘het boek’, het revolutionaire élan kunnen terugvinden van bijvoorbeeld Francisus van Assisi en de jonge Karl Marx, en van Martin Luther King? In de jaren zestig van de vorige, 20ste eeuw, schreef Jean Paul Sartre: ‘Een revolutionair elan oproepen vereist een langdurige en geduldige arbeid die bestaat in de vorming van het bewustzijn’. De leerschool van de Thora beoogt niets anders dan de vorming en hervorming van bewustzijn en geweten.
3.
Een Ekklesia is leerhuis en liturgie tesamen. Leerhuis en liturgie: geestelijke oefeningen. Zij moeten ons vermurwen, ons hart bereid maken tot solidariteit en ontferming jegens asielzoekers, ontwrichte vreemdelingen, jegens al die verworpenen der aarde die wij om ons heen zien leven en sterven – àls wij ze willen zien. Liturgie is viering van het visioen en gedachtenis aan allen die, voor en na Jezus, het visioen hebben geleefd. Liturgie is zingen boven de gruwelen uit.
De kunst van de liturgie doet een poging om het veel en slordig gebruikte woord ‘god’ te genezen van misverstanden, en in lied en voorbede, schriftuitleg en dienst-van-de-tafel zo uit te spreken en te articuleren dat het wordt opgeladen met de kracht van bijbelse profetenvisioenen en psalmen – hoor psalm 82:
Hoe lang nog het recht geloochend,
Ploert en Schender begunstigd?
Doe recht de minste, het weeskind,
de arme, beroofde, vernederde.
Red hen die geen verweer hebben,
doe hen ontkomen
aan de hand van de schender.
Zij willen niet weten, niet zien
in duisternis gaan zij hun gang –
op haar grondvesten
wankelt de aarde.
De stem die dit roept, tegen alle opperwezens in, die stem wordt in de psalmen God genoemd, Enige Ware, God-Ik zal er zijn. Wij moeten proberen een liturgie te maken die klankbord is voor die stem; een kerkdienst als vrijplaats voor het visioen van een nieuwe wereld waar recht en ontferming gedaan wordt.
4.
Heel de bijbel, heel die Thora-bibliotheek is doortrokken van het ‘visioen’ van een rechtvaardige samenleving en formuleert de grondslagen van een rechtvaardige politiek. Kernwoord van het Thora onderricht is het woord: ‘Jij zult liefde hebben tot je naaste die een nietig mens is zoals jij’. De beslissende variant, en consequente toespitsing van dit woord luidt: ‘Jij zult liefde hebben tot de vreemdeling die in jullie midden is’. En de kortste samenvatting is die regel uit psalm 82, Godzelf in de mond gelegd: ‘Red hen die geen verweer hebben’.
In een chaotische wereld, die door geweld en eigenbelang geregeerd wordt – waarin het leed en de dood van anderen niet tellen, en waarin het recht van de sterkste regeert – worden de rechten van ieder mens uitgeroepen. In die Thora woont God in ons midden. En ‘niet meer verstomt het woord, dat hij ons heeft gegeven’. Het is in zijn wóórd dat deze onzienlijke verborgen God op ons inwerkt, ons hart en ons verstand aanspreekt, ons geweten wekt en vormt en ter verantwoording roept. Deze God die niet ingrijpt in de geschiedenis woont in vragen die diep ingrijpen in ons leven, àls wij ze willen horen. ‘Mens, waar ben je? Mens waar is je broer?’ Wij moeten proberen de hele bijbel te lezen vanuit die vragen. Wij zullen proberen de hele bijbel, het aloude testament en het altijd nieuwe testament, heel dat geliefde boek, te lezen vanuit zo’n regel als ‘Red hen die geen verweer hebben’.
‘Dat uw innerlijke mens met kracht wordt toegerust – de kracht die in ons werkt – dat de messias een woning zal vinden in uw harten’ – zo hoorden wij, woorden toegeschreven aan Paulus. Daartoe is uw leerhuis bestemd: tot ‘geestelijke oefeningen’ – tot leren, luisteren en innerlijk aanschouwen. Proberen zo dicht mogelijk te komen bij Jezus van Nazareth Messias; oefeningen in bij-hem-horen. Zijn geest inoefenen om, samen met godweetwie en hoeveel anderen, hèm te worden, zijn lichaam in deze wereld, zijn uitstralende zachte kracht, zijn liefdesenergie.