Overweging bij Lucas 9:1-6

Datum/Tijd
Datum - 03/11/2018
18:30 - 20:00

Locatie
Ontmoetingskerk

Categorieën


Margreet Spoelstra

“Ik ga maar en ben…”

Lieve mensen,
Het is alweer even geleden. Ik werkte als pastor in het Tweestedenziekenhuis in Tilburg. Een verpleegkundige vroeg me naar iemand toe te gaan. En het gesprek dat toen volgde ben ik nooit vergeten.

Een nog vrije jonge man, 45 jaar. Hij had AIDS, in een vergevorderd stadium. Toen ik me voorgesteld had, nam hij me van top tot teen op, keek me een tijdje zwijgend aan en zei: “Zo, dus u gaat mij stervensbegeleiding geven…” Ik was even stil en een beetje van mijn stuk door het directe van die opmerking, en zei toen: “Dat is de vraag…, u weet denk ik meer van sterven dan ik…”
En dat was ook zo. Hij vertelde over de voorbije jaren, het begin van zijn ziek-zijn, de diagnose, de reacties van mensen. En hoe daardoor zijn leven en zijn kijk op mensen en dingen veranderd was. En dat hij geen tijd meer wilde verspillen aan gesprekken die nergens over gingen… “Ik hoop dat u geen boodschap hebt”, zei hij, “want dan kunnen we praten”.

We hebben lang gepraat. Hij wist veel van leven en van sterven, dat ik niet wist. Hij is kort daarna overleden, maar het gesprek met hem bleef me bij. En dan vooral die opmerking: “Ik hoop dat u geen boodschap hebt, want dan kunnen we praten…”

Zijn woorden stelden mij de vraag wát Jezus’ opdracht aan mensen nu eigenlijk is. Wat er nu eigenlijk gevraagd wordt van mensen die door hem op weg gezonden zijn. Want zijn we dat in zekere zin niet allemaal? En in de lezing uit het Evangelie van Lucas is misschien het begin van een antwoord te vinden. De leerlingen werden gezonden… Het gaat dus niet alleen om priesters of dominees, om pastores. Het gaat om iedereen die als leerling van Jezus, in zijn spoor zou willen gaan…

“En hij zond hen uit, en hij zei tegen hen: neem niets mee voor onderweg, geen stok, geen reistas, geen brood, geen geld, geen extra kleren…”

De leerlingen van Jezus worden op weg gezonden, met niets anders dan zichzelf. En de kracht van de Geest die ze ontvangen hebben. Waarom zou Jezus dat gezegd hebben? Waarom mochten ze niets bij zich hebben? Natuurlijk, wie veel bagage bij zich draagt, heeft het zwaar. Heeft geen handen om een ander toe te steken. Heeft geen schouder om iemand op te laten leunen. Maar… op weg gaan en niets meenemen, en erop vertrouwen dat alles wat je nodig hebt je gegeven zal worden, kunnen wij dat? Hoe doe je dat? Je wilt toch iets te vertellen, iets te bieden hebben?

Driestromenland… het jaarthema van nu. Joden, christenen, moslims, dezelfde wortels, Abraham, maar op sommige punten zo ver uiteen gegaan. En wat willen we elkaar soms graag overtuigen van het juiste van ónze weg. En wat heeft dat al tot veel misverstanden en strijd geleid… Ik hoop dat u geen boodschap hebt, want dan kunnen we praten… zei de man in het ziekenhuis Neem niets mee, zei Jezus tegen zijn leerlingen. Er zou exegetisch natuurlijk heel wat meer over deze lezing te zeggen zijn. En ik weet ook dat die regel over het afkloppen van het stof van je voeten als je ergens niet welkom bent de nodige weerbarstigheid heeft. Ik heb eens door mijn Lucas-boeken gebladerd, en die weerbarstigheid heeft zelfs heel wat uitleggers ertoe gebracht om over die regel maar gewoon te zwijgen. Misschien kun je het lezen als: “Als je niet welkom bent, dring niet aan, ga gewoon weg, er zijn ánderen die je nodig hebben” Want met zó’n uitleg mag deze regel van mij blijven staan…

Wat deze lezing in relatie tot het jaarthema mij nu vooral vraagt is: Hoe is mijn houding tegenover mensen die anders zijn dan ik, die andere keuzes maken, die andere wegen gaan… Hoe kan ik hen ontmoeten? Ik denk weer even aan vorige week in Veldhoven, Franciscus en de sultan… Franciscus kwam niet om te overtuigen, niet om te bekeren, hij kwam vrede wensen. En toen was er ruimte voor een ontmoeting. Kunnen wij gaan? Gaan zonder reistas, zonder boodschap en zonder geld? Hoever te gaan… en of er wegen zijn…

Er bestaat een bundel van de Zeeuwse dichter J.C. van Schagen die als titel heeft: “Ik ga maar en ben”. Ik ga maar en ben… Voor mij heeft die regel alles te maken met dit evangelieverhaal. Ik ga maar en ben… Je kunt dat horen als ‘ik ga en ik zie wel en ik doe maar wat…’ Maar je kunt het óók verstaan als dat heel intense aanwezig zijn. Zónder antwoorden, zónder boodschap, maar met alle bewogenheid die in je is. Openheid, interesse in de weg die de ander gaat, verlangen om te begrijpen wat de ander beweegt, juist omdát die ander andere keuzes maakt dan jij… Ik ga maar, en ben. Zo voelde het een beetje toen ik bij die man in het ziekenhuis was. Zo voelt het steeds vaker als ik een eindje met iemand meeloop op zijn of haar weg.

Geloven is voor steeds meer mensen niet meer vanzelfsprekend. Antwoorden zijn niet meer vanzelfsprekend. En misschien is het juist dát wat ruimte maakt. Ruimte voor die momenten van ‘meer dan er is’. Misschien is het juist dát wat echt ontmoeten mogelijk maakt ons wegen wijst, ook in Driestromenland…in Veelstromenland… Niets meenemen, je overtuigingen even loslaten, geen boodschap hebben… In dat licht sluit ik af met nóg een verhaal vanuit mijn werk. “Tot het bestaat”

In het late licht van een oktobermiddag zit ze tegenover me. Vaak is ze erg in de war, maar deze dagen is ze helder en vertelt… “Nu ben ik bijna negenentachtig”, zegt ze, “en nog steeds verandert het. Je leert het als kind, thuis en op school. En het is vanzelfsprekend. God bestaat. Je wordt groter, hoort meer, ziet meer. En op een dag bestaat Hij niet meer. Of Zij. Of Het. Want waar hebben we het over? Er kwam een dag waarop de vraag niet eens meer belangrijk voor me was. Het maakte me eigenlijk niet meer uit. De dingen gingen zoals ze gingen. Zoals in het leven van de meeste mensen, denk ik. Toch is het net alsof je ergens naar blijft zoeken. Vaag, maar toch. Naar een richtlijn of zo. Of een richting. Zoiets zou er toch moeten zijn? Ik trouwde, de kinderen werden geboren. En ik las eens ergens: ´God bestaat niet, maar laten we maar leven alsof Hij wel bestaat. Misschien gaan mensen dan toch anders met elkaar om.´ Dat vond ik mooi. Misschien is het waar, dacht ik.

Alhoewel, mensen slaan elkaar toch ook de hersens in over geloofsdingen. Vroeger. En nog steeds. En wat ik me nou eigenlijk zou moeten voorstellen bij dat woord ´God´, ach dat wist ik ook niet. Maar ik probeerde het en mijn man ook en zo leerden we het onze kinderen. We kwamen in het jappenkamp. Ik verloor er mijn man en de twee oudste kinderen. En ik werd troostmeisje. Ja, mooi woord hè? Nee, sinds die jaren geloof ik het echt niet meer. Ik heb te veel gezien. Te veel meegemaakt”. Ze zwijgt even. Ze kijkt naar buiten, volgt een vogel met haar ogen. “Ach, ik mis het en ik mis het niet. Misschien wil je iets voor me zingen? Van vroeger? ´Wat de toekomst brengen moge´, dat vond ik mooi toen. En in een lied kan ik Hem nog wel verdragen.”

Ik zing. En in de derde regel begint ze mee te zingen. ´Moedig sla ik dus de ogen naar het onbekende land´. Het is even stil daarna. Dan zegt ze: “Weet je, ik leef maar met open handen. De tijd die ik nog heb. Veel is eruit gevallen. Zo heel nu en dan valt er iets in en blijft even liggen. Dan is er een ogenblik meer dan er is. En dan denk ik: God bestaat niet, dat weet ik zeker. Maar soms óntstaat God.” …. Soms óntstaat God…..

Die momenten wens ik ons toe…. Opdat, sóms even, woestijn oase wordt waar wij komen….
Zo zal het zijn.

Geef een reactie