Leerhuis: Het lied van de mensenzoon

Datum/Tijd
Datum - 16/02/2023
15:30 - 17:30

Locatie
Johanneskerk

Categorieën


Leerhuis door Alex van Heusden (2023-4)

Klik <HIER> voor de .pdf hand-out download

Een radicale Jood

De zeven brieven van Paulus

Het lied van de mensenzoon – Filippenzen

1.

1 Korintiërs 14

 De vrouwen in de gemeenten (14:32-37)

32 De geesten van profeten zijn ondergeschikt aan die profeten
33  want God is geen God van wanorde,
maar van vrede.
  Zoals in alle gemeenten der heiligen
34 zullen de vrouwen in de gemeenten zwijgen.
Want het is haar niet toegestaan te spreken,
nee, zij zullen zich onderschikken
zoals ook de Thora het zegt.
35 En als zij iets willen leren,
zullen zij thuis haar eigen mannen vragen stellen.
Want het is schandelijk voor een vrouw te spreken in de ekklèsia.
36 Is het woord van God soms van jullie uitgegaan,
of heeft het enkel jullie bereikt?

37 Als iemand meent een profeet te zijn
of een door de geest gedrevene,
moet hij erkennen dat wat ik jullie schrijf,
een opdracht van de heer is.

2.

De stad Filippi in Macedonië

  • Filippi werd aangelegd door Philippos II van Macedonië (382-336) als militair steun- punt aan de grens met Thracië.
  • In het jaar 41 v.Chr. vond de Slag bij Filippi plaats die het einde inluidde van de Romeinse republiek. Tegenover elkaar stonden de legers van Brutus en Cassius aan de ene kant, die van Octavianus en Marcus Antonius aan de andere kant.
  • Kort na de overwinning vestigde Marcus Antonius veteranen in Filippi en kreeg de stad de status van kolonie. Deze status werd bevestigd nadat Octavianus de alleen- heerschappij had bereikt.
  • Officiële naam van Filippi: Colonia Augusta Iulia Philippensis iussu Augusti (Augusteïsch Julisch Filippenzische Kolonie op bevel van Augustus). In de rangorde van steden kwam een kolonie op de eerste plaats. Daar was onverkort het Romeinse recht van toepassing. Elke kolonie was in zekere zin een klein Rome.
  • De dominante klasse in een kolonie bestaat uit veteranen die als beloning voor geleverde strijd land en woning ontvingen.
  • Er zijn geen aanwijzingen dat Filippi een Joodse gemeenschap herbergde, hoogstens misschien in het verborgene. De bronnen noemen geen synagoge.

3.

De brief aan de Filippenzen: eerste waarnemingen

  • Korte brief, zeer persoonlijk geschreven; hangt samen met de persoonlijke situatie van Paulus: hij schrijft de brief vanuit de gevangenis.
  • In het oog springt de beroemde hymne: Filippenzen 2:5-11.
  • Filippenzen 3:7: de schijn wordt gewekt dat Paulus breekt met het Jodendom.
  • Citaten uit de Hebreeuwse bijbel ontbreken nagenoeg. Met moeite valt er één citaat uit Jesaja waar te nemen waar ook nog eens flink aan gesleuteld is (Filippenzen 2:10-11).
  • Volgens het historisch-kritisch onderzoek is de ene brief samengesteld uit minstens drie brieven. De brief vertoont verschillende breuklijnen. En tegen het einde van de brief staan formuleringen die op tenminste twee afsluitingen wijzen.
  • Eerste schrijven zou een dankbrief zijn (4:10-20); dan zou de gevangenisbrief volgen (1:1-3:1a); en dan, als laatste geschreven, de zogeheten scherpe brief (3:1b-4:1).

5.

Vertaling van Filippenzen

Een van ziel (2:1-4)

2:1                   Wanneer er nu bemoediging is in Messias,

                        wanneer er de vertroosting is van de solidariteit,

                        wanneer er gemeenschap van geest is,

                        wanneer er innerlijke bewogenheid en mededogen is,

2                      dan is mijn vreugde volledig

                        omdat gij hetzelfde denkt

                        omdat gij dezelfde solidariteit hebt,

                        een van ziel dit ene bedenkt

3                      en niet met onzuivere bedoelingen en uit eigenwaan,

                        maar nederig elkander hooghoudt, ieder boven zichzelf.

4                      Laat niet ieder van u oog hebben voor zijn eigen belangen,

                        maar ook ieder voor die van de ander.

 De uitstraling van een slaaf (2:5-11)

5                      Laat dit in u zijn, deze manier van denken

                        die ook eigen was aan Messias Jezus.

6                      Hij die de uitstraling (morfè) van God had,

                         beschouwde het niet als roof Godgelijk te zijn,

7                      maar deed er afstand van.

                        Hij nam de uitstraling (morfè) aan van een slaaf

                        en werd gelijk aan een mens.

                        En als mens handelend

8                      heeft hij zich vernederd

                        en werd een horige tot in de dood,

                        de dood aan het kruis.

                        Daarom (dio) heeft God hem verhoogd

                        en hem een naam gegeven

                        die boven elke naam is

10                     opdat (hina) in de naam van Jezus

                         elke knie zich buigen zal,                                           Jesaja 45:23

                         in de hemel, op de aarde en onder de aarde,

 

11                     en elke tong zal belijden:

                        ‘Jezus Messias is heer (kurios)’

                        tot eer van God, de vader.

6.

Brief aan Filemon – vertaling

 1                      Paulus, gevangene van Messias Jezus,

                        en Timoteüs, de broeder,

                        aan de geliefde Filemon, onze medewerker,

2                      aan Apfia, de zuster, aan Archippus, onze medestrijder,

                        en aan de ekklèsia in jouw huis:

3                      genade voor jullie en vrede vanwege God, onze vader,

                        en de heer, Jezus Messias.

 

4                      Ik dank mijn God

                        altijd als ik jou gedenk in mijn gebeden

5                      omdat ik hoor van jouw solidariteit (agapè) en vertrouwen (pistis)

                        die jij hebt jegens de heer, Jezus, en voor alle heiligen –

6                      moge het vertrouwen dat jij met ons gemeenschappelijk (koinônia) hebt,

                        werken in de erkenning van al het goede, dat onder ons is, naar de Messias toe.

7                      Want veel vreugde en aansporing heb ik gevonden in jouw solidariteit

                        omdat het innerlijk (ta splagchna) van de heiligen

                        door jou tot rust is gekomen, broeder.

 

8                      Daarom, ook al staat het mij vrij in Messias jou op te dragen

                        wat jij onvoorwaardelijk doen moet,

9                      omwille van de solidariteit doe ik jou liever een verzoek –

                        zoals het nu is met mij, Paulus, oud geworden

                        en ook nog gevangene van Messias Jezus.

10                    Ik doe jou een verzoek voor mijn kind

                        dat ik in gevangenschap verwekt heb, Onesimus-Bruikbare.

11                    Ooit was hij voor jou niet bruikbaar,

                        maar nu is hij goed bruikbaar, voor jou én voor mij.

12                    Ik stuur hem terug naar jou, als ware het mijn innerlijk.

13                    Ik had hem best voor mijzelf willen houden,

                        dat hij namens jou mij zou dienen

                        in mijn gevangenschap voor het goede nieuws,

14                    maar buiten jouw toestemming om heb ik niets willen doen

                        opdat het goede van jou niet uit dwang maar vrijwillig zou zijn.

15                    Want misschien is hij daarom een tijd weggeweest

                        opdat jij hem voorgoed terug zou hebben,

16                    niet meer als slaaf maar als meer dan slaaf, een geliefde broeder,

                        in hoge mate voor mij, hoeveel te meer dan voor jou,

                        in het vlees en in de heer.

17                    Als jij iets met mij gemeenschappelijk (koivônon) hebt,

                        neem hem dan op, zoals je mij zou doen.

18                    En als hij jou schade heeft toegebracht of iets schuldig is,

                        stuur dan de rekening naar mij.

19                    Ik, Paulus, schrijf dit eigenhandig:

                        ik zal het terugbetalen –

                        om niet te hoeven zeggen dat jij mij meer nog schuldig bent: jouzelf.

20                    Ja, broeder, laat mij voordeel (onaimèn) van jou hebben, in de heer,

                        breng mijn innerlijk tot rust, in Messias.

 

21                   Ik schrijf jou erop vertrouwend dat jij hieraan gehoor zult geven

                       want ik weet dat jij meer zult doen dan ik zeg.

22                  Maak ook voor mij een gastenkamer gereed

                       want ik hoop door jullie gebeden aan jullie te worden teruggegeven.

23                  Epafras, mijn medegevangene (sunaichmalôtos) in Messias Jezus, laat jou groeten,

24                  Marcus, Aristarchus, Demas, Lukas, mijn medewerkers.

 

25                  De genade van de heer, Jezus Messias, zij met jullie geest.

7.

Rome als kosmisch slavenhuis

  • Naar Joods besef was het Romeins Imperium een ‘kosmisch slavenhuis’, het slavenhuis Egypte op wereldschaal. Naar schatting waren er twintig slaven op één vrije burger. Een kleine bovenlaag van hoogstens vijf tot tien procent had iets in de melk te brokkelen.
  • Elke Joodse gemeenschap in de diaspora had de opdracht zoveel mogelijk Joden die in slavernij waren geraakt, vrij te kopen. Joodse slaven eisten van hun niet-Joodse heren dat zij de sabbat konden onderhouden.
  • Slavernij in het Romeins Imperium was een systeem van overheersing ten dienste van de economie en de sociale orde.
  • Slavernij was er in soorten en maten; het ene zeer complexe systeem van overheersing bestond uit een grote variëteit van subsystemen.
  • Het maakte nogal een verschil of je als slaaf diende op het land of in de koper- en ijzermijnen – doorgaans onder erbarmelijke omstandigheden – of dat je als slaaf diende in de stad, in een familiebedrijf of in de huishouding. Niet zelden bekleedden slaven hoge functies in een bedrijf, of waren werkzaam als leraar – dikwijls Grieken – of als administratieve krachten voor Rijksinstellingen.
  • Slaven in de steden hadden dikwijls de gelegenheid geld te sparen, het zogeheten peculium, spaarpenningen van slaven die hun heren hen lieten houden. Daarmee konden ze zelfstandig handel drijven, al vloeide een deel van de winst in de regel terug naar de eigenaar. Ook konden ze met het peculium op termijn hun vrijlating bekostigen. Het vooruitzicht van vrijlating bevorderde de loyale inzet van slaven voor hun eigenaren.
  • Maar er was ook een keerzijde. Vriigelatenen konden gebonden worden aan hun voormalige heren die nu hun bazen waren.
  • Het gesprek over slavernij werd zo gevoerd dat de rauwe kanten van het systeem, zoals brute machtsuitoefening, inclusief lijfstraffen, en onbegrensde onderwerping en vernedering, zoveel mogelijk buiten beschouwing bleven.
  • Er bestond in de Oudheid, dus evenmin ten tijde van het Romeins Imperium, geen fundamentele kritiek op het systeem van slavernij. Ook het vrijlaten van slaven kon niet worden opgevat als een veroordeling van slavernij, laat staan als uiting van de wens de slavernij af te schaffen.